De Staffordshire Bull Terrier: een knokker

Een geliefd volksvermaak in het vroegere Engeland (op het continent trouwens ook wel) was het zogenaamde Bull-baiting. Dit was het in een zogeheten Bullring, honden op te hitsen tegen stieren. De bedoeling was dat de honden de stier bij voorkeur bij de neus grepen, en zo aan de grond pinden. Het meest daarvoor gebruikte honderas noemde men de Engelse Bulldog. Hoewel men in die tijd honden over het algemeen nog niet zo in bepaalde rassen onderverdeelde, was het wel zo, dat om een bepaalde functie te vervullen, honden met bepaalde lichamelijke kenmerken (natuurlijk ook qua karakter) hun taak beter konden vervullen, dan honden die deze kenmerken niet hadden.

Je gebruikt tenslotte ook geen Duitse Dog om muizen te verdelgen, of een Dwerg Poedel om de Windhondenrennen mee te winnen.

Voor het Bullbaiten waren het dan ook vrij laag op de benen staande honden, met zwaar bijthoofd, die als ze eenmaal wat vast hadden ook niet meer loslieten. Men ging in sommige gevallen zelfs zo ver, dat men de honden ernstig verminkte, bijv. het wegsnijden van de lippen, of om door middel van ijzeren banden de voorsnuit zo’n extreme ondervoorbeet te geven, dat hij hierdoor tijdens het vasthouden gemakkelijker zou kunnen ademen. Deze vorm van recreatie was zelfs zo populair dat het Engelse hof (o.a James I) er een privé Bullring en Beargarden opna hield.

Er kwamen echter steeds meer tegenstanders van dit bloedige tijdsverdrijf en in 1835 werd het Bull-baiten dan ook bij de wet verboden.

De liefhebbers van de Game Dog zochten natuurlijk een alternatief en ze verplaatsten hun toewijding dan ook van de Bullring naar de Dogpit.

De hondengevechten werden spoedig zeer populair. Er was weinig controle, want in iedere kelder of plaats met een beetje ruimte was het mogelijk een Dogfight te organiseren. Ter verhoging van het kijkgenot en teneinde de combinatie van onvervaarde moed, behendigheid en uithoudsvermogen te kirjgen, begon men Bulldoggen met Terriers te kruisen, daar deze eigenschappen in de Pit meer noodzakelijk waren dan in de ring. Een beroemde Pit in die dagen was Ducklane Westminster in Londen, waar men hoge bedragen vergokte om de favoriete hond te zien winnen in een gevecht op leven en dood. De honden werden gevochten in gewichtklassen en onder strenge regels, waarin ook was opgenomen dat een zogenaamde Taster (proever) de honden likte om te zien of de vacht van de honden niet was behandeld met scherpe of bijtende stoffen. De kruisingen, die men in het begin gebruikte, noemde men Bull and Terrier, die echter niet al te veel op elkaar leken, aangezien het belangrijkste was dat de hond gameness bezat en ellen die honden voor de fok gebruikt werden. Maar langzamerhand ontwikkelde zich een nieuw ras dat bekend werd onder de naam Bullterrier, de honden varieerden in gewicht van 4,5 kg tot ongeveer 22 kg.

De lichtere toonden duidelijk hun Terrierbloed en de zwaardere hun nogal plompe Bulldog-voorouders. Er was nog steeds geen type in de zin, zoals we dat heden ten dage kennen, het enige wat telde was hun bereidheid tot vechten en wel tot het bittere einde.

Toen in plm. 1865 een zekere James Hinks uit Brimingham een witte stam fokte (waarschijnlijk gebruikte hij de old English White Terrier, de Dalmatische hond en de Bulldog, dit is echter niet geheel zeker) die hij bij de Engelse Kennel Club registreerde als Engelse Bullterrier, konden de oude echtjassen geen aanspraak meer maken op de officiële naam Bullterrier en raakte uiteindelijk bekend onder naam Staffordshire Bullterrier.

Het feit dat Staffordshire aan de naam werd toegevoegd, om het oude van het nieuw ontstane ras te onderscheiden, vindt zijn oorsprong in het feit dat mijn- en metaalbewerkers zo dol waren op hondengevechten, dat de sport praktisch geconcentreerd raakte in de Midlands. Er werd nog immer niets gedaan om enige overeenkomst in exterieur te realiseren. Het enige wat nog steeds telde was de bereidheid tot vechten en een halve eeuw ging voorbij, ondanks tegenwerking van het wettelijk gezag zonder dat daar verandering in kwam. Wel was het opmerkelijk dat er zich langzamerhand drie verschillende types gingen onderscheiden. In de Wallsallstreek honden van 15 tot 17 kg. Ze waren vrij hoog en het is waarschijnlijk dat men Windhondenbloed heeft ingevoerd om de snelheid en het uithoudingsvermogen te verhogen. Een paar kilometer van Wallsall, in de omgevind van Darlaston zijn de honden veel Terrierachtiger, hebben een fijnere voorsnuit en zijn in het geheel kleiner en minder zwaar in bot met een gewicht zo tussen de 11 en 16 kg.

Enige kilometers naar het westen vinden dan nog het meer op voorouders lijkende Bulldogtype. Een korte stevige voorsnuit, een brede schedel, een brede borst en geweldige spieren. Hier is beweeglijkheid duidelijk opgeofferd voor kracht, maar in de Pit won dan het enen en dan weer het andere type.

Ze hebben echter allemaal een onmiskenbare overeenkomst. Dezelfde ooguitdrukking recht naar voren kijkend (keen expression) dezelfde als een ouderwetse pompslinger gedragen staart, de korte dikke vacht, het karakteristieke korte felle staccato geblaf en hetzelfde trippelende gangwerk, die de constante passie voor actie benadrukt.

Na de Eerste Wereldoorlog werd er door de Engelse politie zeer streng opgetreden tegen houden van hondengevechten en een groep eigenaars besloot dan ook als alternatieve attractie hondententoonstellingen te organiseren. Er werd een schema opgesteld teneinde een puntenschaal voor het keuren en plaatsen te hebben en ja hoor, in 1935 was het zover, de Staffordshire Bullterrier werd als officieel ras erkend.

In korte tijd werd het ras behoorlijk populair zo zelfs dat op de laatst gehouden Crufts hondententoonstelling er maar liefst 120 Staffies ingeschreven waren. De grootste ingeschreven Terriergroep.

In Nederland is de Stafford sinds 1970 ook regelmatig op tentoonstellingen te vinden. De eerste was Sevenoaks Slenkge en in 1972 werd de voor iedere Staffkenner bekend Martyr’s Dutch Joe Jeugdwinner. Op het ogenblik bevinden er zich zo’n 50 Staffordshire Bullterriers in Nederland, waaronder ook voor Engelse begrippen een paar zeer mooie exemplaren.

Op de vraag: is de Stafford in die jaren veel veranderd zou het te gemakkelijk zijn daar ja, of nee op te beantwoorden. De Staffordshire Bullterrier is zo lang op karakter gefokt, dat vrijwel elke Staff nog een flinke dosis gameness in zich heeft. Qua exterieur kan men stellen dat er meer eenheid in type is gekomen, alhoewel de verschillende types nog wel vrij duidelijk te onderscheiden zijn. Is zo’n Staffordshire Bullterrier nu een hond voor iedereen. Uit het voorgaande blijkt al dat we gerust kunnen stellen dat dit niet zo is. Het is geen ras waarmee je rustig zonder problemen een eindje om gaat. Een Staff is beslist niet stuurloos vechtlustig en zullen hun eerste gevecht nooit zelf beginnen, maar raken ze eenmaal in een gevecht betrokken dan is het hek van de dam. Daarom ook is het beslist onverantwoordelijk kinderen een eindje met het Staffie te laten lopen, of om hem zogenaamd manscherp te maken (iets dat we tegenwoordig bij bepaalde rassen al te vaak tegen komen en wat al tot veel ellende heeft geleid). Maar bent u bereid dagelijks de Staff een flinke portie bewegingsvrijheid te geven en hem correct op te voeden, dan zal zo’n potentieel hoopje ellende u een voldoening en liefde schenken, die maar door weinig rassen zal worden geëvenaard. Iedere keer weer zal hij u versteld doen staan van zijn atletische capaciteiten en aanhankelijkheid, speciaal voor kinderen.

De kenmerken, vertaald uit de raspunten zijn o.a: Uit de vroegere geschiedenis van de Staffordshire Bullterrier erfde de moderne hond zijn weergaloze moed, zijn aard, grote intelligentie en vasthoudendheid. Dit alles gepaard aan zijn aanhankelijkheid voor zijn vrienden en vooral kinderen, zijn rustige aard als hij niet in actie is en brouwbare standvastigheid, maken hem een hond geschikt voor ieder doel. De gewichten voor de Staffordshire Bullterrier zijn, voor reuen 12,7 tot 17 kg en voor teven 10,8 tot 15,4 kg bij respectievelijke hoogtes van 35,5 tot 40,6 cm. U ziet qua formaat een hond die bij de wat kleinere rassen behoort. Voor de Stafford geldt daarom ook het gezegde: een grote hond in klein formaat.